Banken pleiten voor mogelijk gebruik van biometrische gegevens financiële diensten
Banken moeten in het kader van de Wet op het voorkomen van witwassen en het financieren van terrorisme (Wwft) continu de identiteit van klanten vaststellen. Niet alleen als iemand klant wordt (identificatie), maar ook als de klant toegang wil krijgen tot financiële diensten (verificatie).
Op dit moment maken banken gebruik van ‘traditionele’ identificatie- en verificatiemethoden, zoals de persoonlijke identificatie door een bankmedewerker op een bankkantoor, of de kennis bij de klant (pincode en wachtwoorden). Biometrische gegevens, zoals spraak of gezichtsherkenning, kunnen worden ingezet als alternatief voor of als aanvulling op de traditionele manier van identificeren. Biometrische gegevens zijn niet makkelijk overdraagbaar en minder fraudegevoelig dan bijvoorbeeld een handtekening. Bovendien kan met biometrische gegevens op grote afstand de identiteit worden vastgesteld. Ook de Europese betaalrichtlijn PSD2 ondersteunt het gebruik van biometrie bij het toepassen van ‘sterke cliëntauthenticatie’.
Gegevensbescherming is belangrijk
De maatschappelijke vraag om financiële digitale diensten neemt sterk toe. Steeds meer mensen willen hun financiën vanuit huis kunnen regelen, en verwachten innovatieve diensten en producten. Banken maken zich sterk voor een brede en veilige toegang tot digitale financiële dienstverlening. Met ruimte voor innovatie en een goede borging van de bescherming van klantgegevens. Gegevensbescherming is belangrijk en heeft impact op iedereen. Banken gaan dagelijks zeer zorgvuldig om met gegevens van klanten. Ze houden zich hierbij vanzelfsprekend aan de privacyregels uit de Europese Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG). De uitvoering op nationaal niveau wordt in Nederland geregeld door de UAVG. De Verzamelwet Gegevensbescherming is een wetsvoorstel voor aanpassing van de UAVG en enkele andere wetten, met als doel het stroomlijnen en actualiseren van het gegevensbeschermingsrecht. Het voorstel wordt naar verwachting in het najaar van 2020 besproken in de Tweede Kamer.